|
||||||||
|
Je maakt wat mee, als je dezer dagen een CD toegestuurd krijgt uit het Verenigd Koninkrijk: als ze al de douane voorbij geraakt, mag je al bij zijn, als ze ze zonder extra kosten en binnen de vier maanden in je brievenbus vindt. Daar slaagde deze CD dus amper in; de plaat verscheen eind november en werd tijdig verstuurd, maar raakte pas twee weken geleden tot bij ons. En dat is jammer, want wat ik erop hoor is heel fijne, verrassende muziek op de grens tussen folk en klassiek strijkersensemble. De band heeft een wat ongebruikelijke samenstelling en kende sinds de oprichting, een goeie tien jaar geleden ook wel wat personeelswissels. Vandaag wordt het kwartet gevormd door de Franse gitarist Jean Damei, de Oostenrijkse fluitist Géza Frank, de Italiaanse fiddler David Lombardi en de Schotse pianist Andrew Waite. Om helemaal correct en compleet te zijn: er is, sinds de inbreng van danseres Ainsley Hamill eigenlijk een vijfde bandlid en die kun je, op deze tweede plaat, zelfs een aantal keer heel overtuigend vocaal uit de hoek horen komen. De hele plaat lang ontpopt Damei zich als een heel atypische folkgitarist, aan wie je kunt horen dat hij niet alleen grondig de Keltische folk bestudeerd heeft, maar ook dat hij een verleden heeft in funk en jazz. David Lombardi van zijn kant toerde lang als leidende fiddler bij Riverdance en Géza Frank zagen we ooit live aan de zijde van de grote Carlos Nuñez en hij was ook actief bij André Rieu. Toetsenman Andrew Waite heeft ook al een verleden om enig ontzag op te wekken: wie goed genoeg is om deel uit te maken van de band van de onovertroffen Eliza Carthy of om als gast uitgenodigd te worden door Sting, die kan bij ons al eens een potje breken. Over zangeres Ainsley Hamill zouden we kort willen zijn, maar dat kan niet: ze won in haar nog jonge leven zowat elke prijs, die er in de Schotse traditionele muziek te winnen valt, ze behaalde verschillende hogere zangdiploma’s en vertegenwoordigde haar land zelfs ooit op Eurosong in Zweden. Dit alles om u maar te wijzen op het bestaan van een heuse supergroep in de hedendaagse folk. Die klinkt in aanzet redelijk Brits, maar kent zoveel afwijkende ideeën en accenten, dat je kunt spreken van een internationaal gezelschap met dito klank. De negen nummers -of suites- van de plaat illustreren duidelijk dat we niet niet te maken hebben met de zoveelste “sterren voor één plaat” vanaf opener “Open Seas” is dat al helemaal duidelijk: dit is traditineel qua conceptie, maar heel hedendaags in zijn uitwerking. De songtitels verwijzen, direct of indirect, haast allemaal naar de “Odyssey” die de band aflegde om in Covid-tijden deze plaat te maken, maar het resultaat is nergens minder dan verbazingwekkend straf. Er zijn titels als “Borealis”, Sextant”, “Zenith” en “ Northern Star’, die allemaal een bepaalde richting aanwijzen, maar er is vooral indrukwekkend muzikaal en compositorisch talent, dat klaarblijkelijk over alle groepsleden verdeeld is. Een heel aantal grote Europese folkfestivals plaatsten deze wonderlijke combinatie in het verleden al op hun affiche. Wij hier in de Lage Landen, bleven , voor zover ik dat kon nagaan, steevast buiten beschouwing. Ik vind dat het hoog tijd wordt o aan dat euvel te verhelpen. (Dani Heyvaert)
|